Afgelopen juli stuurde ik een mail naar 130 bedrijven. Ik zoek namelijk leuk en uitdagend schrijfwerk, dus ben ik best bereid om mijn nek ook uit te steken naar het laagste van het laagste: reclamebureaus. Dat was in ieder geval mijn prikkelende boodschap, want als reclamemakers zo graag willen opvallen, behoud ik mij het recht voor om dat ook te doen.
Ik opende als volgt: “Aan de managing director (of iemand anders met zo’n bespottelijke titel). Vijftiger zoekt lousy reclamebureau om die uit de grijze middelmaat te trekken. Een collectief prutsers dat een beetje interessant loopt te doen met uiterlijk vertoon, klanten lastigvalt met clichés en vooral inhoudelijk volkomen knudde is, omdat het nog geen tien interessante woorden achter elkaar kan schrijven. In feite haat ik reclamebureaus, maar ja, iemand moet het doen!”
Mijn experiment slaagde, want het leidde tot de nodige reuring. Leuke en positieve reacties, maar ook flauwe en gepikeerde reacties. Een aantal mailwisselingen en gesprekken verder, bracht ik vanmorgen een bezoek aan een reclamebureau in het zuiden des lands. De ‘managing director (of iemand anders met zo’n bespottelijke titel)’ was de afspraak vergeten, dus schoof ik aan bij een zogenaamde marketingstrateeg. Ik had mij goed voorbereid, getuige een geprint A4-tje met een tekst die staat op de website van het reclamebureau.
Die tekst luidt: “In het reclamevak gaat het aas vaak uit naar de doelgroep consument of in het geval van B2B, de potentiële klant. De aandacht naar toekomstig personeel en huidige medewerkers verkeerd meestal in laag vaarwater. Totdat de vraag naar nieuw talent groot is en de vangst gering. Laten we die te vaak vergeten doelgroep eens uit het slob halen.”
Ik denk dat ik mijn lezerspubliek niet hoef uit te leggen dat in bovenstaande tekst twee knoeperds van fouten staan. Verkeerd? ‘Stam + t’ leer je al op de basisschool. Slob met een b? Arie misschien? En weet de schrijver wel wat de uitdrukking ‘laag vaarwater’ betekent? Natuurlijk is de metafoor – naar klanten hengelen met aas om een grote vis binnen te halen – niet bijster origineel, maar vooral is het onzingehalte hoog en het taalgebruik tenenkrommend.
Mijn kritiek aan de dame van marketingstrategie was uiteraard opbouwend. Het leek mij verstandig om te zeggen dat zoiets beter kan en dat een dergelijk pover taalgebruik klanten kost. Desalniettemin kreeg ik vanmiddag een mailtje van de afwezige ‘managing director (of iemand anders met zo’n bespottelijke titel)’ met de volgende woorden: “Ergens ben je de grens overgegaan tussen zelfverzekerdheid en arrogantie en dat voelt niet goed. Je hebt daarmee bereikt dat we geen raakvlakken zien voor een samenwerking.”
Ach. Persoonlijk heb ik weinig raakvlakken met een ‘managing director (of iemand anders met zo’n bespottelijke titel)’ die er volgens zijn profiel prat op gaat dat ‘BMW’ het eerste woordje is dat zijn zoontje uitsprak, maar ik probeer wel iedereen het voordeel van de twijfel te geven. Ondertussen ben ik razend benieuwd hoe mijn volgende gesprek gaat. Nijmegen, here I come!