Onlangs viel er een brief van onze burgemeester op de deurmat. “Ziet u iets, hoort u iets of ruikt u iets waarvan u denkt dat het niet pluis is? Aarzel dan niet en maak er melding van.”
“Hallo, ik wil graag een anonieme melding doen.”
– “Met wie spreek ik?”
“Ik denk dat het met de buurvrouw niet pluis is.”
– “Hoe bedoelt u?”
“Ik zie haar urenlang fanatiek bellen op haar balkon, ik hoor dat ze over de hele buurt klaagt, en ik ruik me toch een afschuwelijke zweetlucht.”
Iemand die is opgegroeid met het versje ‘Klikspaan, boterspaan, je mag niet door m’n straatje gaan’ weet dat je alleen mag klikken als het écht niet anders kan. Klikken bij gevaar op bouwplaatsen, huiselijk geweld of sjoemelende dokters lijkt mij gerechtvaardigd. Klikken bij verdenking van belastingontduiking, zwartwerken en spijbelen riekt naar jaloezie. Van een bedenkelijk niveau is het melden van invalide bedelaars, beledigingen aan een buitenlands staatshoofd en iemand die zijn plastic afval een uur te vroeg aan de straat zet.
Als reactie op de drugscriminaliteit in zijn gemeente roept de burgemeester van Soest zijn onderdanen op om Bentley’s en Jaguars, waarvan de eigenaren onbekend zijn, te melden bij de politie. Ook verzoekt hij vriendelijk om slechtlopende horecazaken en kappers zonder klanten aan te geven. Zie hier de participatiemaatschappij in al zijn glorie: het voeden van verraad en onderlinge achterdocht onder het mom van een veilige samenleving.
Je kunt het zo gek niet verzinnen of er bestaat al een kliklijn of meldpunt van. Het wachten is nog op kliklijnen voor het aangeven van jodelende marktkooplieden, kappers die geen homo zijn, tandartsen met Parkinson en zestigers met automatische wapens die een hekel aan countrymuziek hebben.