Stel je even voor. Je hebt zojuist een geweldige krachtsinspanning geleverd en wordt opgeroepen voor een urinestraal. Iemand kijkt mee over je schouder of je niet naast het potje pist. Dopingcontroles bestaan niet alleen bij wielrennen en atletiek, maar ook bij… sjoelen.
Afgelopen weekend speelde ik weer eens een paar potjes met mijn broer. Vroeger sjoelden we dagenlang en sneuvelde er weleens een asbak of een triplex wandje als de maximumscore van 148 punten op een steen na werd gemist. We waanden ons kampioenen, mogelijk geholpen door de onvermijdelijke slijtage van het materiaal waardoor de stenen er soms net iets makkelijker in vlogen.
Bij de meeste sporten moet je uren oefenen om de top te bereiken. Misschien dat sommige stimulerende middelen een handje kunnen helpen, maar die eindeloze rij van verboden middelen op de dopinglijst is op zijn minst wat doorgeslagen. Ga je echt beter vissen als je met een jointje aan de waterkant zit te hengelen? Maakt Epke een vliegende salto meer aan de rekstok met een heroïnespuit in zijn arm?
Als je de beste wilt worden in darts, golf en schieten kun je maar beter geen hart- en vaatziekte krijgen, omdat bètablokkers in die sporten absoluut niet zijn toegestaan. Stel je even voor dat mijn broer en ik zouden meedoen aan het WK sjoelen over twee jaar. Dan zouden we niet eens een biertje mogen drinken tijdens de wedstrijd en moeten oppassen met het nuttigen van vlees en maanzaad.
Er zijn natuurlijk manieren om de dopingcontrole te vermijden. Je kunt je tijdens het vechtsporten flink op je hoofd laten timmeren en jammerlijk komen te overlijden. Maar ook met sjoelen kan het misgaan: zo’n steen kan hard aankomen als iemand zijn frustraties niet in bedwang kan houden. Dan zou juist een pilletje valium onsportief gedrag voorkomen.