Ik koop niet aan de deur

De bel gaat. Man en vrouw op de stoep. Blauwe broeken en witte shirts met logo. Op het trottoir staan nog eens twee twintigers, vermoedelijk om wat te leren van het aanstaande klantcontact. Aangezien het gaat om de zoveelste energiemaatschappij zal ik hen niet teleurstellen.

“U bent vast de hoofdbewoner van dit adres”, zegt de man.
“U wilt mij vast iets verkopen”, zeg ik. “Maar kopen doe ik niet aan de deur.”
“We kunnen ook binnen verder praten”, probeert de man gevat.
Zij mag binnenkomen, als jullie met zijn drieën ondertussen de voortuin schoffelen”, stel ik voor.

Het enige dat ik weleens koop aan de deur zijn kinderpostzegels, maar die verkopertjes laat ik zeker niet binnen en geef ik ook geen snoepjes meer, want daar krijg je tegenwoordig alleen maar gedonder van. Gaston van de Postcodeloterij zouden wij vroeger toen wij nog meespeelden ook aan de deur hebben laten staan: “Gooi die cheque maar in de brievenbus en nu snel ophoepelen met die hysterische uitgelatenheid, anders roep ik de tuinman!”

Aangezien ik veel thuis werk zie ik ze vaak al op afstand in de straat. “Ik vond het een zeer aangenaam gesprek”, zei ik pas na een kwartier tegen een leuke dame. “Maar verder kan ik niks voor je betekenen.”

Van de colporteurs zijn de Jehova’s het best herkenbaar: ze dragen van die oubollige zondagse kleren en opereren in groepjes van vier of vijf, waarna ze zich afsplitsen om hun huis-aan-huis-geloofsterreur te plegen. Als klein jongetje herinner ik me dat ze bij ons aanbelden met de boodschap: “We komen voor de leer van Jezus Christus”, waarop mijn vader verrassend bijdehand reageerde: “Die hebben we gisteren al teruggebracht.”

Plots vraag ik me af hoe ik van de nood een deugd kan maken. Als lucratief alternatief voor het onkruid wieden zet ik een krukje met een oude laptop in de gang. Elke verkoper mag vanaf vandaag een verkooppraatje van vijf minuten houden mits hij voor mij een online enquête invult. Met een beetje geluk kan ik dan een paar honderd euro per maand verdienen door alleen maar ja te knikken. Snel kijken of ik die gasten van de energiemaatschappij nog in de straat zie: dat is vier voor de prijs van één!

Colporteur