Waarom kreunen tennissers altijd zo?

“Euuuhhhh!”
– “Oeh”
“Euuuhhhh!”
– “Oeh”
De tennisfinale van Roland Garros is in volle gang. Rafael Nadal maakt zowel zijn slagen als zijn kreten beduidend beter af dan zijn tegenstander Stanislas Wawrinka.

Het was Monica Seles die eind jaren tachtig de tennisgrom introduceerde. “Ah-euh!”, klonk het bij elke slag. Haar tegenstander irriteerde zich mateloos aan het ijzingwekkende geluid en het publiek vroeg zich af of Monica misschien een te strak broekje had aangetrokken. De Servische groeide in no-time uit tot de beste tennisster ter wereld en sindsdien heeft elke tennisser zijn eigen repertoire.

Hoe functioneel of opwindend soms dan ook, kreunen doe je maar thuis in je slaapkamer. Gewichtheffers houden hun adem in bij het tillen en uitstoten, dus er is geen enkel bewijs dat je meer kracht ontwikkelt. Psychologische oorlogsvoering dan?

Bij een sport als schaken kunnen vijf teentjes extra knoflook, een goedkope aftershave of een vieze scheet je tegenstander van zijn stuk brengen. Op het tenniscourt zijn die wapens even nutteloos als wanneer Max Verstappen elke keer “vroem vroem” zou roepen als hij een tegenstander voorbij racet.

Nadal heeft voor de tiende keer Roland Garros gewonnen. Hij laat zich theatraal achterover op het gravel vallen en doet zijn handen voor zijn ogen. Hij is emotioneel en voldaan. Maar een vreugdekreetje kan er niet eens af.